
door Diettrich Bonhoeffer
Diettrich Bonhoeffer ( 1906-1945) schreef met kerst/oudjaar 1944 ( een paar maanden voor hij vermoord werd) voor zijn verloofde en familie een gedicht, dat hij hen vanuit de gevangenis toestuurde. Met dit gedicht sluiten we de serie herfstverhalen af en gaan we de winter in. Om Bonhoeffer te parafraseren: een nieuw jaar, een nieuw begin. Wij wensen allen een gezond en gezegend 2021.
‘Door goede machten’
Door goede machten trouw en stil omgeven,
behoed, getroost, zo wonderlijk en klaar,
zo wil ik graag met u, mijn liefsten, leven,
en met u ingaan in het nieuwe jaar.
Wil nog de oude pijn ons hart vernielen,
drukt nog de last van ‘t leed dat ons beklemt,
o Heer, geef onze opgejaagde zielen
het heil waarvoor Gij zelf ons hebt bestemd.
En wilt Gij ons de bitt’re beker geven
met leed gevuld tot aan de hoogste rand,
dan nemen wij hem dankbaar zonder beven
aan uit uw goede, uw geliefde hand.
Maar wilt Gij ons nog eenmaal vreugde schenken
om deze wereld en haar zonneschijn,
leer ons wat is geleden dan herdenken,
geheel van U zal dan ons leven zijn.
Laat warm en stil de kaarsen branden heden,
die Gij hier in ons duister hebt gebracht,
breng als het kan ons samen, geef ons vrede.
Wij weten het, uw licht schijnt in de nacht.
Valt om ons heen steeds meer het diepe zwijgen,
de eenzaamheid, die nergens uitkomst ziet,
laat ons dan allerwege horen stijgen
tot lof van U het wereldwijde lied.
In goede machten liefderijk geborgen
verwachten wij getroost wat komen mag.
God is met ons des avonds en des morgens,
is zeker met ons elke nieuwe dag.
Bonhoeffer was een lutherspredikant en theoloog. Hij studeerde in Berlijn (1924-1927) en in New York (1930).
In zijn proefschrift over het thema kerk besloot hij dat de kerk een sanctorum communio moest zijn, een gemeenschap van heiligen.[1] De kerk ìs het lichaam van Christus, het mocht voor Bonhoeffer niet langer gewoon de plaats zijn waar over Christus werd gesproken. Het werd zijn levenslange roeping om aan die opdracht te voldoen.
Dietrich Bonhoeffer was verbonden als theoloog en predikant aan de luthers-evangelische Oudpruisische Rijkskerk. Bonhoeffer werkte na zijn studie onder meer als privédocent theologie aan de Friedrich-Willems Universiteit te Berlijn. Van 1933 tot 1935 was hij werkzaam in Londen als predikant.
Onder het nazibewind vond Bonhoeffer de weg naar de Bekennende Kirche. Zijn toenmalige kerkelijk leidinggevende, bisschop Theodor Heckel, die een uitgesproken tegenstander van de Bekennende Kirche was, verklaarde Bonhoeffer in 1936 tot "staatsvijand".[2]
Bonhoeffer nam — als overtuigd monarchist en conservatief — deel aan de samenzwering tegen Adolf Hitler met als doel hem te doden. In 1939 vond Bonhoeffer aansluiting bij een geheime groep van hoge Abwehr-officieren die het naziregime omver wilde werpen en een deelvrede met de westelijke geallieerden wilde sluiten.
Hij werd in april 1943 gearresteerd na de ontdekking dat er geld om joden te helpen ontsnappen naar Zwitserland door hem bemiddeld was. Hij stond terecht voor hoogverraad. Na de mislukte aanslag van 20 juli 1944 kwam zijn betrokkenheid met de groep officieren aan het licht en werd hij ter dood veroordeeld.
Tot de voltrekking van het vonnis werd hij in diverse gevangenissen en concentratiekampen ondergebracht, als laatste in Flossenbürg. Het vonnis werd pas op 9 april1945 voltrokken, minder dan drie weken voordat de stad werd bevrijd. Zijn laatste woorden voordat hij werd opgehangen, waren: “Dit is het einde, voor mij het begin van het leven.”