door Marie Louise Vroemen
Om kwart over 5 in de morgen, Hemelvaartsdag, liep ik met thermoskan, boterhammen en verrekijker ons huis uit. De 3 mannen in mijn huishouden wilden óf slapen, óf werken, maar ik liet me deze prachtige dag niet ontnemen. Omdat ik geen zin had in alle noodzakelijke maar vervelende maatregelen, besloot ik geen trein te nemen, geen natuurgebied op grote afstand te kiezen. Ik liep gewoon in alle vrijheid mijn huis uit naar landgoed Mariëndaal.
Er was geen mens te zien, maar overal waren vogels. Al na 10 minuten landde er een prachtexemplaar voor mijn voeten. Een grote bonte specht. De veren onder zijn staart zo vuurrood, dat ik even dacht dat hij gewond was. Ademloos stond ik stil. Hij zag me niet of negeerde me. In ieder geval liet hij toe dat ik me minutenlang aan hem vergaapte.
Kort daarna kwam ik bij een weiland met koeien. Een stuk of 5 dames stond rustig te grazen. Maar wat liep daar voor een raar kalf? Wat een vreemde manier van lopen. Ik pakte mijn verrekijker erbij. Mijn adem stokte. Dat daar was geen kalf maar een vos. Hij scharrelde rond tussen de koeien alsof dat heel gewoon was en zette het toen op een lopen in een relaxte en toch snelle draf, zoals alleen een vos dat kan.
Ik voelde me licht en vrolijk met een diepe ondertoon van rust, die ik ook ervaar als ik in de wonderlijke gedichten van Szymborska ronddwaal.
Drie totaal verschillende uitspraken doet Jezus in de evangelielezing van vandaag.
Hij begint met een dankgebed omdat God iets voor wijzen en verstandigen verborgen houdt, wat hij wel aan eenvoudige mensen heeft onthuld. Vervolgens mijmert hij over de verhouding tussen hemzelf en zijn Vader. En tot slot nodigt hij ons uit om zijn juk op te nemen, want het zal ons rust geven en nederigheid leren.
Hebben deze 3 uitspraken ook maar iets met elkaar te maken? Ja, toch wel. Al heen en weer lezend tussen die fragmenten ontdekte ik dat ze alle drie iets zeggen over een manier van kijken en over een houding die Jezus ons aanraadt, aanreikt.
Eerst maar dat juk. Het is een instrument om een last over je beide schouders te verdelen, om een last draaglijk te maken. In de joodse traditie heeft men het over het juk van de Thora, de Wet, dat mensen vrijwillig op zich nemen. Maar in Jezus ’tijd was die wet geworden tot een woud van regels. Je moest wel een specialist zijn, een Schriftgeleerde, om er de weg in te weten. Zij sloegen met al die ingewikkelde wetten de minder geleerde mensen om de oren of boorden hen ermee de grond in.
Maar dat is blijkbaar niet hoe Jezus de wet wil inzetten. Hij wil dat gewone mensen, dat àlle mensen, rechtop lopen met dat juk. Dat het hen niet te neer drukt maar helpt om het goede te doen. In elke emmer zitten maar een paar wetten. Dat is genoeg om te leren zachtmoedig en nederig naar de wereld te kijken. Rechtop lopend en met zelfrespect.
Het tweede deel van de lezing zegt iets over de manier waarop God de Vader en Jezus, zijn Zoon, naar elkaar kijken en de manier waarop wij mensen met hen beiden verbonden zijn. Wat is een goede manier om op het spoor te komen van wie God is? Kijk naar zijn Zoon. Als je je zijn blik en zijn houding weet eigen te maken, dan kom je dicht bij God en zijn plan met mensen. De houding is: nederig. De blik: zachtmoedig.
En dan de eerste verzen. Wat zeggen die over houding en blik? “Ik loof u, Vader, bidt Jezus, omdat u deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld” Wie zijn die wijzen en verstandigen? Wie zijn de eenvoudige mensen?
Ik voel de neiging om hier lijstjes te gaan maken. Die mensen horen waarschijnlijk bij de eenvoudigen en die en die bij de wijzen en verstandigen. Arm aan de ene kant, rijk aan de andere. Platteland aan de ene kant, stad aan de andere. Laaggeschoold aan de ene kant, hooggeschoold aan de andere. Maar wat moet je met die lijstjes? Ze voorzien mensen van etiketten en ze veranderen niets aan mijn houding of manier van kijken.
Een meer vruchtbare vraag is: hoe is de blik en de houding van die eenvoudige mensen? Want die maakt blijkbaar dat ze tot de kern komen van de boodschap. Voor hen wordt die onthuld.
Het moeten wel die mensen zijn die een juk hebben opgenomen, met een paar regels in beide emmers. Meer is niet nodig. Ze varen op de zachtmoedigheid en nederigheid van hun hart. Ze kennen misschien niet al die extra artikelen en subregels. Maar ze hebben een open blik.
De dichters van vandaag rijken ons inspiratie aan om ons die open blik eigen te maken. Ik begon met de wonderen die Szymborska ziet. De ander dichters geven ons een moeilijker kijkopdracht. Boulonois vraagt: kun je je scherpe tong in toom houden en écht naar je medemens luisteren? En Benali: kun je naar je eigen cultuur kijken met een scherpe blik en naar die van een ander met een zachtmoedige blik en een nederige houding?
Natuurlijk, er moet meer gebeuren: het eerlijk verdelen van macht, werk, woningen. Het optreden tegen excessief politiegeweld en discriminatie bij sollicitaties, op scholen en in stadions. Maar je eigen blik en houding heb je zelf in de hand. Die kun je nu, hier, bijstellen.
Laten we niet langer wachten.