door Anita Knipping
De vesperviering van zondag 2 augustus was vormgegeven rond de evangelielezing van de wonderbare broodvermenigvuldiging. Dit verhaal lezen we tegen de achtergrond van de heerschappij van Herodes in die tijd. Johannes de Doper was op zijn bevel gevangen genomen en vermoord. Jezus was op de hoogte gesteld van de dood van Johannes. Hij wilde zich terugtrekken op een afgelegen plaats.
Een grote menigte was juist op zoek naar Jezus; de mensen kwamen naar hem toe gestroomd. Jezus kiest ervoor zijn eigen verdriet aan de kant te zetten en er voor de mensen te zijn, hen te helpen en te genezen. De mensen willen bij hem zijn. Een vraag die we ons kunnen stellen is: Waar zijn al die mensen naar op zoek? Waar zijn wíj naar op zoek? Kennen we een diep verlangen in onszelf, bewust of onbewust, dat we met ons meedragen?
De mensen hadden alles achtergelaten en leken zich geen zorgen te maken over wat ze moesten eten en waar ze moesten slapen. Ze maakten nog geen aanstalten om weg te gaan toen het avond werd. De leerlingen werden bezorgd om het welzijn van de mensen. “Het is al laat, de mensen hebben niets te eten.” En Jezus zegt: “Maak je geen zorgen, geef hen maar te eten. En tegen de mensen zegt hij: “Ga maar zitten op het gras.” Uit deze woorden klinkt gevoel, warmte, zorgzaamheid. Deze warmte en betrokkenheid klinkt uit het hele evangelie, dat we vandaag lezen. “Ga maar zitten, het komt goed. Er wordt voor je gezorgd.”
In het voorbereidende gesprek dat we enkele weken geleden bij mij thuis hielden, bogen we ons over het evangelie. Er kwamen herinneringen omhoog van samen zijn, van samen eten en met elkaar delen. Ik herinnerde me een feest met een kampvuur, ergens in een natuurgebied, op een plek waar mensen in eenvoudige caravans wonen, soms met een kleine aanbouw. Heel avontuurlijk.
Het was een jaarlijks terugkerend feest. Er werd samen gegeten en gedronken en er werden liedjes gezongen rond het kampvuur, natuurlijk met een gitaar. Ineens klonk de stem van een man, ongelooflijk blij en vreugdevol, boven alle stemmen uit. Hij zong uit volle borst. De man straalde geluk uit, vrijheid, het voelde alsof hij enorm opgelucht was. Toen ik met hem in gesprek raakte, vertelde hij dat hij getrouwd was geweest en kinderen heeft. Hij had altijd hard gewerkt, had een groot huis en materieel gezien alles wat zijn hart begeerde. Hij vertelde echter dat het voor zijn vrouw nooit genoeg was; zij wilde altijd méér en spoorde hem aan nog harder te werken en nóg meer geld te verdienen.
Deze man voelde zich “geleefd”, gevangen. Hij had kortgeleden de beslissing genomen om alles achter zich te laten en een caravan te kopen. Hij liet mij de kleine caravan zien; die dag was hij begonnen er een douche in te bouwen. Hij voelde zich als een kind zo gelukkig, met de nieuwe contacten op het terrein, met zijn caravan, met zijn nieuwe leven. Hij kon zichzelf weer zijn. Hij had weer ruimte geschapen om te zijn, zoals hij bedoeld is. Geen object, maar een vrij, gelukkig mens. “Ik wil weer leven” riep hij uit.
Deze man vervulde iedereen met zijn blijdschap, met zijn vreugde. Het was aanstekelijk, niet om bij een partner weg te gaan, maar om te kiezen voor een vervuld leven, een leven dat niet draait om zekerheid, gevoel van tekort, maar voor overvloed. Het gaat er ook in de bijbel niet om ervoor te zorgen dat je niets tekort komt, dat je steeds denkt aan straks, morgen, als je spaarrekening maar gevuld is voor je weet maar nooit… Het gaat over vertrouwen, aanwezig zijn, danken, zegenen, delen. Danken, zelfs voor de kleinste dingen die we ontvangen; vanuit een dankbaar hart kunnen er grootse dingen gebeuren.
Jezus wilde alleen zijn, toch vervulde het leed van de mensen hem met medelijden en hij wendde zich tot hen en genas hen. Hij laat zien dat de medemens steeds een appél op ons doet en hoe goed en fijn het is hier gehoor aan te geven, in welke vorm dan ook. Je eigen zorgen aan de kant te zetten en te kijken waar je nodig bent.
Ik werk in een zorgcentrum en zat laatst op de kamer bij een oude dame, die zich somber voelde en in bed wilde blijven liggen. Ze wilde niet praten. Ik zat naast haar bij haar bed en gaf haar stukjes brood met kaas, dat ze gelukkig wilde eten. Daarna gaf ik haar een chocolaatje, als verwennerij. Ik wilde haar graag laten merken dat ze niet alleen was, dat er mensen om haar heen zijn die om haar geven en die begrip hebben voor de somberheid van haar gemoed. Ze bleef zwijgen, en somber voor zich uit kijken. Toen ik even later afscheid nam, stak ze haar hand omhoog en zwaaide. Ik zwaaide terug, en zo hebben we een tijdje naar elkaar gezwaaid. Haar gebaar raakte me diep. Het voelde zo intiem, teder, zo’n klein gebaar, waarin zo veel gebeurde.
Ook u zult voorbeelden naar boven kunnen halen waarin u op onverwachte wijze iemand verraste, of iemands nood verlichtte. U zult ook ervaring hebben dat er méér gebeurde dan u voor mogelijk had gehouden.
Jezus zegt tegen ons: “Ik ben er voor jullie. Bij mij kun je rusten. Maak je geen zorgen, wees niet bang.”
Hij kijkt omhoog, naar de Hemel, zegent het voedsel, dat wil zeggen: maakt het vruchtbaar, breekt het en deelt het uit onder de mensen. En dan blijkt er overvloed te zijn, genoeg om iedereen te voeden. Alle goeds in ons leven, zeker ons dagelijks brood, komt uit de handen van God, en is bestemd om te breken en te delen. Een maaltijd schept verbondenheid; een verbondenheid die muren afbreekt en grenzen verlegt. Jezus heeft met zoveel mensen aan tafel gezeten, hij maakt duidelijk dat God altijd aanwezig is en dat bij God iedereen welkom is. We hoeven niet bang te zijn, laten we geven wat we kunnen geven, er is meer dan genoeg.
Ik wil graag afsluiten met enkele regels uit het gedicht van Hans Andreus,
daags leven maar met liefde als een hartslag
en met een geluk niet alleen voor de man,
de vrouw en het kind,
maar in het zich verliezen in het andere,
elke ander, -
Alles is heilig, als je er oog voor hebt. Er is zoveel om dankbaar voor te zijn.