door pastor Bruno Wilderbroek.
Over de evangelielezing uit Matteus (18:15-20)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: "Als een van je broeders of zusters tegen je zondigt, moet je die daarover onder vier ogen aanspreken. Als ze luisteren, dan heb je ze voor de gemeente behouden. Luisteren ze niet, neem dan een of twee anderen mee, zodat de zaak zijn beslag krijgt dankzij de verklaring van ten minste twee getuigen. Als ze naar hen niet luisteren, leg het dan voor aan de gemeente. Weigeren ze ook naar de gemeente te luisteren, behandel hen dan zoals je een heiden of een tollenaar behandelt. Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Ik verzeker het jullie nogmaals: als twee van jullie hier op aarde eensgezind om iets vragen, wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren. Want waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden
De terechtwijzing
De ruggengraat van het Matteüs-evangelie, broeders en zusters, wordt gevormd door zes grote redevoeringen. De Bergrede met als onderdeel de bekende Zaligsprekingen is daar misschien wel de bekendste van. Vandaag horen wij een stukje uit de zogenaamde gemeenterede, het achttiende hoofdstuk van het evangelie van Matteüs. Wij horen over een broeder die terecht gewezen moet worden. Er zijn blijkbaar spanningen binnen de gemeente van Matteüs. Ruzies komen in de beste families voor. Zij zijn zo oud als de christelijke gemeenschap zelf. Behoudenden en vooruitstrevenden, preciezen en rekkelijken hebben door de eeuwen heen met elkaar overhoop gelegen. Tot op de dag van vandaag wordt de kerkgemeenschap en de samenleving met die dynamiek geconfronteerd.
Uitsluiting
Waar gaat het nu wel en waar gaat het niet om! Wij hebben hier zeker te maken met een uitsluiting-regel; om in kerkelijke termen te spreken met excommunicatie. ‘De kerk’ is hier te duiden als de plaatselijk gemeenschap. Deze blijkt het recht te hebben volgens een bepaalde procedure mensen uit te sluiten van de gemeenschap. Er moet iets mis gegaan zijn in de joods-christelijke gemeenschap van Matteüs. Dat wij ons hier in een synagoge bevinden blijkt duidelijk uit de opmerking, dat de uitgesloten zondaar beschouwd moet worden “als een heiden of tollenaar”. Hoe evangelisch, broeders en zusters, is nu die uitsluiting? Vermoedelijk zou Jezus met deze rechtsregel niets te maken willen hebben. Het tegendeel lijkt waar. Hij zit aan tafel met tollenaars en zondaars en verantwoordt dit met de woorden: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars’(Mt.9,13). Het is een van de meest karakteristieke trekken van Jezus, dat hij niemand afschrijft; voor hem bestaan er geen hopeloze gevallen. Gemeten aan het optreden van Jezus valt deze uitsluiting-regel lelijk door de mand. Maar ook Matteüs zelf heeft deze regel op zijn eigen manier geïnterpreteerd en gecorrigeerd. Hij beklemtoont in dit deel van de redevoering vooral dat de gelovigen elkaar onbeperkt (Mt.18,21-22) en van harte (Mt.18,35) moeten vergeven. Daarom kunnen wij rustig aannemen dat Matteüs hier geen rechtsregel over excommunicatie las, maar een aansporing om alles in het werk te stellen om je broeder te winnen. En van die herinterpretatie van Matteüs kunnen wij als kerkgemeenschap vandaag de dag nog veel leren.
Vergelden of vergeten
Hoe gaan wij om met schuld? In de gemeenterede vraagt Petrus: “Heer als mijn broeder tegen mij misdoet hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?” (Mt.18,21-22) Het antwoord van Jezus is bekend! Zeventigmaal zevenmaal of anders gezegd: de vergeving van broeders en zusters onder elkaar dient onbegrensd te zijn. De getallen die Matteüs hier gebruikt worden ingegeven door een oud liedje zoals dat staat vermeldt in het boek Genesis(4,23-24): “Ada en Silla, luister naar mijn woord. Word ik gewond, dan dood ik een man; krijg ik een schram dan neem ik een kind. Wordt Kaïn zevenvoudig gewroken, Lamech zevenenzeventigvoudig”. Matteüs waagt het om het oude vertrouwde liedje te doorbreken en zijn gemeenschap op te roepen tot een totaal ander ideaal. Van de jezuïet pater Jan van Kilsdonk, de bekende Amsterdamse pastor, is de uitspraak (1917-2008): “Schuldige mensen zijn nooit te bekeren door ze te beschuldigen. Alleen door ze te eerbiedigen. Nooit is iemand uit zijn schuld naar boven gekomen als hij werd beschuldigd. Meer heb ik over het pastoraat eigenlijk niet te zeggen”. Jan van Kilsdonk was dan ook na de Tweede Wereldoorlog één van de eersten die het pastoraat van de NSB’ers in de interneringskampen ter hand nam.
Ik sta op en ik val
De menselijke broeder- en zusterschap wordt gedragen door de evangelisch verbondenheid tussen mensen naar het voorbeeld van Jezus van Nazareth. En ook de lijnen die de H. Benedictus in zijn regel uitgezet heeft voor een broedergemeenschap, wordt getypeerd door de broederlijke liefde. Er is een verhaal van de woestijnvaders en –moeders waarin een jonge monnik bij een oudere monnik komt. ‘Vader’, zegt hij, ‘het is beter dat ik het klooster verlaat, want ik heb duidelijk geen roeping om monnik te zijn. Ondanks dat ik me dagelijks voorneem om goedgehumeurd, kuis en sober te zijn, blijf ik maar zondigen.’ De oudere monnik keek hem vol liefde aan en zei: ‘Broeder, dit is het monastieke leven: ik sta op en ik val, ik sta op en ik val, ik sta op en ik val.’ De jonge monnik bleef en hield vol.
Wanneer twee van u iets vragen
Zoals dit verhaaltje is ook het evangelie vaak van een benijdenswaardige eenvoud; de dagelijkse werkelijkheid is vaak weerbarstiger. Hoe groot kan de verleiding niet zijn om bij felle emotionele tegenstellingen naar machtsmiddelen te grijpen. En als het er toch van moet komen, broeders en zusters? Wanneer mensen na een soms intens uitzuiveringsproces tot de conclusie moeten komen gescheiden wegen te gaan? “Abram zei tegen Lot: ‘Waarom zouden wij ruzie maken, jij en ik, of jouw herders en de mijne? We zijn toch familie? Het is maar beter dat we uiteengaan. Het hele land ligt voor je open. Als jij naar links gaat, ga ik naar rechts, als jij naar rechts gaat, ga ik naar links.’” (Gen. 13,8-9) In welke richting zullen wij, broeders en zusters, het zoeken? De rechtsregels uit het evangelie worden samengebonden door trefwoorden: twee, op aarde, in de hemel. Ze spreken over eenheid. Het zijn ook de trefwoorden wanneer wij eensgezind bidden. “Wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen – het moge zijn wat het wil – zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is. Want waar twee of drie verenigd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden”. Verhoring van gebed veronderstelt dat de gelovigen hun ruzies bijleggen en eensgezind bidden. Ons stille gebed, ons luisterend bidden, ons biddend zingen, moge ons daarbij tot steun zijn.
Moge Gods goede Geest ons samenzijn vrede brengen en harmonie en ons genezen naar ziel en leden in de naam van onze Heer Jezus Christus.