VERGEVEN, enkele reflecties
Als kernwoord van het geloof -en niet alleen het christelijke- lijkt ‘vergeving ‘nauwelijks toelichting nodig te hebben. We bidden het bijna gedachteloos in het Onze Vader en sluiten bijvoorbeeld in het wekelijkse Coventrygebed een aantal met name genoemde (grove) misdragingen tegenover God en mensen af met een (te) vanzelfsprekend lijkend “God, vergeef het”.
Het woord ‘vergeven’ heeft zowel in het intermenselijk verkeer als in de geloofspraktijk een positieve connotatie, en dan praten we dus niet over het gebruik ervan als stopwoord in ‘Het zij je graag vergeven’ als iemand je per ongeluk een por met de elleboog geeft.
Nee, het gaat natuurlijk dieper: we kunnen -hedendaags intermenselijk- denken aan de weduwe van Gerrit Jan Heijn, die na een aantal jaren (en waarschijnlijk grondige reflectie) laat weten dat zij de moordenaar van haar man Ferdi E. kan vergeven.
En in het bekende Bijbelverhaal ziet Esau kans zijn broer Jacob diens gemene streken te vergeven. Kortom, er zijn talloze voorbeelden van slachtoffers die daders vergeven.
Marthe Nussbaum
Toch zit er vaak ook een andere kant aan vergeven en die kant wordt uitvoerig belicht en intelligent uitgewerkt in het laatste boek van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum, getiteld “Woede en Vergeving’.
Haar hele betoog/studie is veel te complex om in een paar woorden weer te geven, maar zij wijst er -deels in navolging van anderen- onder meer op dat vergeven door een slachtoffer van een (ernstige) misdraging van de dader het slachtoffer een (morele of zelfs feitelijke) macht geeft over de dader: door het uitspreken van ‘ik vergeef je’ wordt als het ware de dader ingepeperd a) dat hij de zondaar is (vernedering) en/of b) dat hij/zij het slachtoffer dankbaarheid enz. verplicht is en dus in diens macht komt.
Nussbaum acht een ‘onvoorwaardelijke’ vergeving, waarbij dan wordt afgezien van die negatieve kant van vergeving zonder meer een heel grote stap in de goede richting, maar gaat toch een stap verder: ook bij die onvoorwaardelijke vergeving blijft het verleden de agenda bepalen en de zonde/misdaad het uitgangspunt.
Verzoening
Kort gezegd pleit zij ervoor dat de (begrijpelijke) woede vanwege aangedaan leed overgaat naar en gericht wordt op verzoening, toekomstgericht is (men moet weer met elkaar verder);zij spreekt van transitiewoede.
En zij noemt daarvan voorbeelden en noemt de houding van de vader in de parabel van Jezus van de Verloren Zoon. Die vader maakt als hij de zoon, die er een potje van heeft gemaakt, terug ziet komen hem geen enkel verwijt, er wordt niet van vergeving gesproken, nee hij was alleen maar blij en begint de voorbereidingen van een feest.
Vervolgens noemt zij als voorbeelden uit de recente geschiedenis Gandhi, Martin Luther King en -vooral- Nelson Mandela: zij wilden allen niet van wraak, vergelding of zelfs goedmaken weten, maar zagen een droom van hoe het verder zou worden (King) of betrokken (Mandela) hun voormalige kwelgeesten bij het opbouwen van een andere, nieuwe samenleving
(N.B. zij signaleerden en benoemden wel degelijk eerst het kwaad, denk aan de Waarheids- en Verzoeningscommissie onder leiding van Desmond Tutu !)
Vragen:
- moeten wij onderscheid maken tussen de Goddelijke vergeving en die tussen mensen?
- Wat vinden wij van de uitspraak: ‘vergeven maar niet vergeten’?
- Wat van de mening, dat de vergeving wel eerst gevraagd moet worden (door de dader)?
- Hoe zit het met het ‘ absolute’ kwaad ( denk aan Hitler)?
- Mag/kan in het strafrecht de idee van ‘vergelding’ het laatste woord hebben?
- Waar plaatsen we (de gedachte achter) het Coventrygebed?
- Wat is de verhouding tussen ‘vergeving’ en ‘genade’?